maandag 4 januari 2016

Boomklever

De boomklever dankt zijn naam aan het vermogen bomen zowel omhoog als omlaag te beklimmen, waardoor de vogel als het ware lijkt te kleven aan de stam, zonder te vallen. Boomklevers zijn holenbroeders en staan erom bekend de opening van hun broedholte te verkleinen door te 'metselen' met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk, dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt. Boomklevers die in nestkasten broeden maken bijvoorbeeld een versterkt dakoverstek boven de invliegopening.


Boomklevers komen voor in de gematigde delen van Europa; in het hoge noorden en en uiterste zuiden komt de boomklever niet voor. De vogel leeft in soortenrijke bossen met loofbomen, het liefst oude eiken, en enkele open plekken zijn uitstekend geschikt voor de boomklever. De soort is gebonden aan het voorkomen van spechten, welke de broedholten uithakken waarvan de boomklever gebruik maakt. Het voedsel van de boomklever wordt gezocht door nauwkeurig de schors van bomen te inspecteren op insecten. Ook zaden en noten worden gegeten; boomklevers kunnen dan ook gezien worden terwijl ze verwoed inhakken op een met de poten vastgehouden vrucht.

Opvallende kenmerken
De boomklever 'kleeft' aan de boom en loopt zowel omhoog als omlaag tegen de stam, iets wat de boomkruiper niet kan. De boomkruiper klimt alleen naar boven, voornamelijk in een spiraalvormige klimbeweging. Hangt in de wintermaanden geregeld aan vetbollen en zoekt op de bast van de boom naar insecten. In het najaar verzamelen ze beukennootjes en eikels om genoeg voedsel te hebben tijdens een strenge winter. Boomklevers zijn echte bouwvakkers. De nestopening wordt precies op maat gehakt of gemetseld, zodat andere soorten er niet in kunnen. Zaden en noten zetten ze vast tussen de bast van de boom, zodat ze met hun krachtige snavel deze kapot kunnen pikken.

Kleed
Rug, vleugels, staart en kop zijn opvallend blauw gekleurd. De kin en de buik zijn oranje/ roestbruine van kleur. Tijdens de broedperiode is het mannetje extra opvallend gekleurd. Met 12 - 14,5 cm is de vogel middelgroot. De snavel is spits en dun en heft korte poten met relatief lange tenen, met lange nagels voor goede grip op boomschors

De totale Nederlandse boomkleverpopulatie wordt geschat op ongeveer 16.000 tot 20.000 paren. Dat is beduidend meer dan de 5.000 tot 6.000 paren welke in de periode 1973 - 1977 werden vastgesteld. Deze toename is te danken aan het ouder worden van bossen in Nederland. Aantal broedparen 16.000-20.000 (in 1998-2000).

De boomklever is één van de eerste soorten die profiteert van een meer natuurlijk bosbeheer, zoals dat de laatste decennia meer en meer is toegepast. Daardoor is meer structuur in bossen ontstaan, iets wat boomklevers bijzonder waarderen. Oudere bomen, en dan vooral inheemse eikensoorten, leveren de boomklever volop voedsel. Bovendien zijn natuurlijke bossen rijk aan spechtensoorten, waardoor er voldoende broedholten zijn. Boomklevers broeden ook wel in nestkasten; vooral in stedelijke gebieden is dit voor de soort vaak de enige manier om er te kunnen broeden.