zaterdag 2 januari 2016

Patrijs

De Patrijs of het veldhoen (Perdix perdix) is een akkervogel uit de familie der fazantachtigen (Phasianidae). De soort komt voor in grote delen van het Europese continent en het westen van Azië. De patrijs leeft ook in Nederland en België.


Een volwassen patrijs is wordt 28 à 32 centimeter lang en is compact met een rond lichaam. Op het eerste gezicht lijken de mannetjes en vrouwtjes op elkaar; toch is er sprake van seksueel dimorfisme. De mannetjes hebben een donkerbruine buikvlek in de vorm van een hoefijzer, terwijl bij vrouwtjes deze vlek een stuk kleiner en grauwer is of helemaal ontbreekt. Beide geslachten hebben een oranjekleurige keel, wangen en wenkbrauwstreep. De kroon, nek, borst en flanken zijn lichtgrijs. De flanken zijn daarnaast voorzien van meerdere roestbruine banden. Daarnaast heeft de patrijs bruine vleugels en een witte buik en onderstaartdekveren. Juveniele vogels hebben geen borstvlek en hebben veel weg van een kwartel (Coturnix coturnix) of jonge fazant (Phasianus colchicus), maar zijn groter en compacter. De jonge vogels zijn geelbruin tot grijsbruin, zonder oranje delen rondom de kop of borstvlek. Na twee à drieënhalve maand zal de jonge patrijs naar een adult verenkleed ruien. Patrijzen zijn vaak in kleine groepen te zien.

Het broeden begint in het Verenigd Koninkrijk al vanaf eind april, in Centraal-Europa tussen begin mei en juni en in Zweden tussen eind mei en juni, met een eventueel tweede legsel in augustus of september. Het eerste legsel bestaat uit maar liefst 15-17 eieren, maar legt minder eieren bij een eventueel tweede legsel. Het nest is een ondiep kuiltje met plantaardige materialen die gebouwd wordt onder een heg of andere dichte vegetatie. Er was een partnerkeuze-experiment opgezet door Beani & Dessì-Fulgheri (1995) om uit te vinden of uiterlijke kenmerken van het mannetje een rol spelen voor vrouwtjes bij de keuze van een partner. De kastanjebruine buikvlek werd hierbij geheel of gedeeltelijk verbleekt. Er bleek dat het belangrijkste kenmerk van een mannelijke patrijs geen rol speelt bij de partnerkeuze; daarentegen kozen de vrouwtjes wel een partner op basis van zijn zangkwaliteiten.

Het voedsel bestaat uit zaden, onkruiden, granen, bladeren van grassen en klaver en insecten. Patrijzen komen van nature voor in steppegebieden en cultuurlandschappen in de gematigde zone voor. Heeft in onze contreien een voorkeur voor extensief beheerde landbouwgebieden met een verscheidenheid aan kleinschalige elementen. De patrijs leeft daar in weilanden, graanakkers, akkerranden, wegranden en braakliggende terreinen met houtwallen, singels of heggen. De ondersoort Perdix perdix hispaniensis die in de Pyreneeën en het Cantabrisch Gebergte voorkomt, leeft in berggebieden met dicht struikgewas dat afgewisseld wordt door kruidenrijke vegetaties. Deze gebieden moeten echter beheerd worden door middel van begrazing of door het gecontroleerd laten afbranden, omdat ze anders tot bossen uitgroeien.

De Europese populatie werd in 2015 door Birdlife International geschat op 1,38-2,67 miljoen broedparen. Het verspreidingsgebied van de patrijs strekt zich uit over grote delen van het Europese continent en reikt van Ierland tot aan het Oeralgebergte, met uitzondering van noordelijk Fennoscandinavië, IJsland en het noorden van Rusland. Daarnaast is de soort ook aanwezig in delen van West-Siberië, Kazachstan en Transkaukasië en is hij geïntroduceerd in Noord-Amerika. De patrijs is hoofdzakelijk een standvogel, maar in Oost-Europa trekt de soort gedeeltelijk. Trekt in de Kaukasus in oktober of november van de bergen naar de valleien.

Achteruitgang van de patrijs
Sinds het begin van de 20e eeuw gaat de patrijs in alle 31 landen waar de soort voorkomt in aantal achteruit. De oorzaak van de achteruitgang van de patrijs is onder andere een gebrek aan insecten, door het overmatige gebruik van pesticiden en herbiciden. Daarbij komt ook nog een afname van nestgelegenheid door de verschraling van het agrarische landschap door intensieve landbouw en veeteelt, waarbij kleinschalige elementen als heggen, kruidenrijke overhoekjes en stoppelakkers verdwijnen. Bovendien lopen jonge vogels en nesten in het broedseizoen het risico om uitgemaaid te worden.

De achteruitgang is in Nederland goed gedocumenteerd; dit begon al in de periode 1950 tot 1970, waarbij uit deelstudies bleek dat de vogel in die periode achteruitging met 40-60%. Volgens Sovon Vogelonderzoek Nederland nam het aantal broedparen in de periode 1990-2003 verder af en broedden er in 2007 nog ongeveer 10.000 paar in Nederland.

Er zijn onder meer in de Achterhoek initiatieven opgezet om de patrijs weer te doen toenemen. Dankzij gerichte beschermingsmaatregelen wist de soort in de omgeving van Aalten weer toe te nemen en steeg het aantal broedparen van drie paartjes in 2011, naar 34 paartjes in 2015.