vrijdag 17 november 2017

Smient

De smient (Mareca penelope) is een middelgrote grondeleend uit het noorden van Europa en Azië, die 's winters ook in groten getale in Nederland voorkomt. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Anas penelope door Carl Linnaeus gepubliceerd.


De mannetjes zijn te herkennen aan hun oranjerode kop met een geel voorhoofd. Onder de kop is een gedeelte zalmroze en naar achter de grijze onderdelen. Het achterste gedeelte is zwart. Smienten hebben een relatief korte, grijze snavel. Vrouwtjes zijn minder getekend dan mannetjes en zijn grotendeels bruin. Het geluid van de mannetjes is een hoog kenmerkend "piiew piiew" en van vrouwtjes "rarr". De kenmerkende roep heeft ze de bijnaam "fluiteend" gegeven. 's Nachts is de kenmerkende roep te horen van overvliegende exemplaren. De lengte bedraagt 75 tot 86 cm, de vleugelspanwijdte 81,5 cm.

Ze foerageren op grasland met duizenden tegelijk. Ze eten voornamelijk gras, groene planten en waterplanten. Het legsel bestaat uit zes tot negen roomkleurige eieren, die door het wijfje gedurende 24 dagen worden bebroed.

Smienten komen in de zomer voor in Noord-Scandinavië en Siberië. Schaars broeden ze ook in Nederland. In het najaar trekken de eenden in groten getale naar het zuiden en zijn te vinden op plassen en in poldersloten in Midden- en West-Europa. De smient is dan de op één na talrijkste eend in Nederland.

Eind 2014 werd bij Kamerik de H5N8-variant van het vogelgriepvirus aangetroffen bij smienten. Enkele dieren waren drager van het virus, maar er is niet vastgesteld dat ze ook voor verspreiding ervan zorgden.