woensdag 21 juni 2023

Vogels spotten - Soorten register

'Vogels spotten - vogelsoorten register' is een blog over vogels die je in eigen tuin of wandelend door de natuur tegen kunt komen, dan wel over vogelsoorten in de vrije natuur. Vooral de vogels in Nederland en Belgiƫ.

Vogels spotten of vogelen is het bekijken, de naam er bij zoeken, en tellen van vogels, het inventariseren van de vogels in gebieden, en het doen van onderzoek naar bijvoorbeeld gedrag en ecologie. De beoefenaars van deze hobby worden wel vogelspotters, vogelaars of amateurornithologen genoemd.

Een ideale plek om vogels te spotten is in een vogelkijkhut. De vogelkijkhutten zijn prachtige plekken om vogels, maar ook ander wild te observeren. Vogelkijkhutten en kijkwanden zijn van verschillende kijkopeningen voorzien met observatiegelegenheden. Ze is gesitueerd aan de rand van een vogelrijk gebied, bijvoorbeeld in een rietkraag bij een water waar veel vogels zich verzamelen. Van achter deze wand kunnen vogelaars en andere belangstellenden wilde vogels van dichtbij of via verrekijkers of foto en video apparatuur observeren zonder ze te verstoren.


Index vogelsoorten:
Aalscholver, Appelvink, Baardmannetje, Barmsijs, Bergeend, Blauwborst, Blauwe reiger, Boerenzwaluw, Bontbekplevier, Bonte Strandloper, Bonte vliegenvanger, Boomklever, Boomkruiper, Boompieper, Bosrietzanger, Brandgans, Buizerd, Carolina eend, Chinese Knobbelgans, Dendermondse eend, Dodaars, Ekster, Fitis, Fuut, Gaai, Geelgors, Gele kwikstaart, Geoorde fuut, Goudhaantje, Goudvink, Grasmus, Graspieper, Grauwe gans, Grauwe vliegenvanger, Groene Specht, Groenling, Grote bonte specht, Grote Canadese gans, Grote karekiet, Grote zilverreiger, Grutto, Heggenmus, Houtduif, Huismus, Indische gans, Kanoet, Kauw, Keep, Kemphaan, Kievit, Kleine Karekiet, Kleine Bonte Specht, Kleine Plevier, Kleine zilverreiger, Kleine zwaan, Kleine zwartkop, Kneu, Knobbelzwaan, Koekoek, Kokmeeuw, Koolmees, Koperwiek, Kraanvogel, Krakeend, Kramsvogel, Kuifeend, Kuifmees, Lepelaar, Marmereend, Meerkoet, Merel, Middelste bonte specht, Muskuseend, Nijlgans, Notenkraker, Oevermaina, Ooievaar, Papegaaiduiker, Parkgans, Patrijs, Pestvogel, Pimpelmees, Putter, Rietgors, Pijlstaart, Roodborst, Roodborsttapuit, Scholekster, Sijs, Smient, Spreeuw, Sperwer, Staartmees, Steenuil, Steltkluut, Tafeleend, Tapuit, Tjiftjaf, Toendrarietgans, Torenvalk, Tuinfluiter, Tureluur, Turkse Tortel, Velduil, Vink, Visarend, Vuurgoudhaan, Waterhoen, Waterral, Wielewaal, Wilde eend, Wilde zwaan, Winterkoning, Wintertaling, Witte kwikstaart, Wulp, IJsduiker, IJsvogel, Zanglijster, Zomertaling, Zwarte kraai, Zwarte mees, Zwarte ooievaar, Zwarte specht, Zwarte zwaan, Zwartkop

zaterdag 3 juni 2023

Gele kwikstaart

Gele kwikstaarten hebben een voorkeur voor open landbouwgebieden. Ze wippen de staart regelmatig met felle schokkende bewegingen op en neer. 'Gele kwikken' hebben een onstuimige balts, met trillende veren fladdert het mannetje boven het vrouwtje of loopt steeds rondjes om haar heen. Het Gele kwikstaart mannetje heeft een duidelijke gele keel en borst in prachtkleed. Blauwgrijze kop met brede witte wenkbrauwstreep, gele onderdelen en olijfgroene bovendelen. Spitse snavel van een insecteneter en een 'kwikkende' staart. Heeft een kenmerkende korte roep die hij in de vlucht laat horen. Ze broeden van eind april tot in juli.


De Gele kwikstaart is met zijn felgele verenkleed een vrolijke verschijning op onze akkers.

De oorspronkelijke habitat van de gele kwikstaart bestaat uit rivierbegeleidend grasland. Tegenwoordig broeden de meeste gele kwikstaarten in boerenland; hooiland en weiland, maar vooral akkers. Hoge dichtheden in gemengde gebieden en in bollenvelden. Vaak foeragerend te vinden op weilanden met schapen, koeien en paarden. Gele kwikstaarten eten voornamelijk bodembewonende spinnen en insecten, vooral kevers, vliegen, muggen, wantsen en cicaden. Lopend en rennend, afgewisseld met een sprintvluchtje, zitten ze hun voedsel achterna. Ze zoeken die graag tussen grazend vee en pikken de insecten op die door het vee worden opgejaagd.


Hoewel de aantallen fluctueren, is de Nederlandse populatie grosso modo afgenomen, sinds de jaren zestig tussen de 50% en 75%. Op grasland is de achteruitgang harder gegaan - tot zo'n 90% - dan op bouwland.

maandag 14 maart 2022

Appelvink

De appelvink (Coccothraustes coccothraustes) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae). De vogel kan 18 cm groot worden en heeft een zeer stevige, driehoekige snavel waarmee zelfs kersepitten kunnen worden gekraakt. Ook de kop en hals zijn dik. De kop is geelbruin, de rug en schouders zijn warmbruin. De nek is grijs en de stuit is grijsgeelbruin. De staart is donkerbruin, de snavel is loodblauw en de poten lichtbruin.


De Appelvink kwam weer een kijkje nemen

Ondanks zijn grootte, is de vogel lastig waar te nemen voor mensen die het geluid niet goed kennen. De vogel houdt zich meestal nogal heimelijk op, hoog in de bomen. Het geluid is een luid 'tsik' dat een beetje lijkt op dat van een roodborst. Aan het eind van de winter en in het vroege voorjaar, als de bomen nog kaal zijn, wordt deze vink het meest gezien. Het voedsel bestaat uit pitten, beukennootjes, bessen, zaden en soms ook insecten. Zang is onopvallend. Zacht, ritmisch en doorspekt met kenmerkende roepen en kwelende klanken. Roep in zit en in vlucht een luide, explosieve tik, roodborstachtig; vaak ook merelachtig, hoog "tsiii".


De vogel nestelt meestal hoog in bomen dicht tegen de stam aan en soms in struiken. Het nest is vrij klein en plat. De binnenzijde is gevoerd met veertjes en pluisjes. De broedperiode loopt van april tot en met juni. Een legsel bestaat uit 4 tot 5 grijsgroene tot blauwe eieren met donkerbruine vlekjes.

De Juveniel, een jonge vogel die nog in jeugdkleed tooit, wijkt sterk af van de kleuren van de adult.

De appelvink komt voor in boomgaarden, parklandschappen, loofbossen en gemengde bossen en in parken en tuinen. De appelvink was in de jaren 1930 nog een vrij zeldzame vogel in Nederland. Door veranderd bosbeheer en ook door invasies (waarschijnlijk uit Midden-Europa) in 1940/41, 1969/70 en 1985/86 nam het aantal appelvinken in Nederland sterk toe. Op de Veluwe in de periode 1980-1987 met een factor 4 en in het zuidwesten van Drenthe tussen 1985 en 1995 met een factor vijf. Verder werd Flevoland gekoloniseerd toen daar de bossen een geschikt formaat kregen en dankzij de aanplant van wilde zoete kers.

Volgens SOVON bereikte het aantal broedparen in Nederland rond 1996 een hoogtepunt en daalde daarna dat aantal weer. Rond 2002 broedden er nog ongeveer 9000 paren in Nederland. De belangrijkste gebieden zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, de Achterhoek, Twente, Drenthe en Zuid-Limburg. Maar ook buiten deze streken broeden appelvinken.